Een pony wordt gefokt en niet bij de timmerman gemaakt. Daarom is er ook geen enkele volmaakt. Het afwegen van diverse punten is het basisprincipe van de beoordeling. De jury moet de goede eigenschappen in de pony zien, die waarderen en daar de minder goede eigenschappen naar zwaarte vanaf trekken. Dit leidt tot een waardering voor het totaalbeeld. Deze wordt vertaald in een bepaalde primering.
1. Maantop 2. Neusbeen 3. Nek 4. Manenkam 5. Hals 6. Halsaanzet 7. Boeg 8. Schouder 9. Bovenarm |
10. Onderarm 11. Voorknie 12. Pijp 13. Kogel 14. Knie 15. Schenkel 16. Sprong 17. Pijp 18. Koot 19. Hoef 20. Hiel |
21. Kroonrand 22. Staart 23. Broek 24. Dij 25. Staartinplant 26. Kruis 27. Lendenen 28. Rug 29. Ribben 30. Flank 31. Schoft 32. Buik |
De mini maat loopt tot 86 cm.
De kleine maat is van 87 cm t/m 92 cm.
De midden maat is van 93 cm t/m 98 cm.
De grote maat is van 99 cm t/m 107 cm.
Shetland Pony's bestaan er in alle mogelijke kleuren. Alle kleuren worden door het NSPS geaccepteerd, met uitzondering van Appaloosa-aftekeningen
Een belangrijke term is type. Men kan type omschrijven als een complex van eigenschappen, die bepalend zijn voor het ras. Een typische Shetlandpony is een harmonieus en evenredig gebouwde pony, met goede verhoudingen tussen de romp en de benen. De verhouding tussen het lichaam en de benen is bij een volwassen pony ongeveer 50-50.
Het zogenaamde rechthoekmodel wordt geprefereerd boven het vierkantmodel. Dat wil zeggen dat de pony iets langer dient te zijn dan dat zij hoog is. De lengte mag evenwel niet komen uit een lange rug. De bovenlijn komt op lengte door een lange hals en een schuine schouder.
De beharing is zwaar met volle manen en volle lange staart.
Onder de voorhand verstaan wij het hoofd, de hals en de schoft. Het hoofd moet niet te groot zijn, mooi sprekend en attent de wereld inkijken. Niet te grote oren en intelligente ogen. De hals moet voldoende lengte bezitten en niet te diep uit de borst komen. De schoft moet voldoende ontwikkeld zijn en de schouder moet niet te stijl zijn, dus schuin geplaatst en goed aangesloten. Belangrijk is dat de schoft hoger is dan het kruis.
De middenhand is als het ware de brug tussen voor- en achterhand. Deze moet passen in het geheel. Daarbij hoort voldoende lengte, diepte en breedte. De ribben moeten voldoende welving vertonen en wat schuiner naar achteren zijn geplaatst.
De achterhand moet voldoende lang en iets hellend zijn. De dijen, ook wel de broek genoemd, moeten voldoende lang en bespierd zijn. Het hele lichaam van de Shetlandpony moet trouwens voldoende bespierd zijn. Het kruis mag niet te kort zijn en dient enigszins aflopend te zijn in een welig beplante staart.
Het beenwerk moet evenredig aan het lichaam voldoende lengte en forsheid bezitten. De gewrichten, evenals de hoeven, moeten goed ontwikkeld zijn. De benen moeten van voren en van achteren gezien recht onder het lichaam geplaatst zijn. De voorbenen moeten zeker niet achterwaarts gebogen zijn (hol in de knieën) doch de knieën moeten ook niet naar voren steken (bokbenig). De onderarm moet lang en bespierd zijn en de pijp kort en voldoende breed. Bij de achterbenen moet gelet worden op de juiste hoekstelling tussen de gewrichten. Het spronggewicht moet een hoek van 150-160 graden maken. Koot, kroon en hoef moeten in 1 lijn liggen, die een hoek van 45-50 graden maakt met de bodem. De correctheid in het gebruik van de benen moet in stap en draf beoordeeld worden.
De bewegingen moeten vlot, ruim en krachtig zijn. Wat vlakke bewegingen, weinig opwaarts, komen nogal eens voor. Dit hoeft geen bezwaar te zijn, als ze maar voldoende ruim en krachtig zijn.